De verordening (EU) 2024/590 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1005/2009 werd gecreëerd in het kader van de European Green Deal (2019). Naast het veiligstellen van de ozonlaag en de essentiële functies ervan voor het leven op Aarde, is het beperken van stoffen die de ozonlaag afbreken door hun potente broeikaseffect van vitaal belang voor het waarborgen van een leefbare omgeving. De nieuwe verordening is daarmee een stap in de doelstelling van de Unie om van Europa het eerste klimaat neutrale continent te maken tegen 2050. De verordening, die op 7 februari 2024 door het Parlement en de Raad is aangenomen, is op 11 maart 2024 in werking getreden.
Verdeling van verantwoordelijkheden tussen de belangrijkste actoren
De verordening definieert de specifieke verantwoordelijkheden van de verschillende actoren om een effectieve implementatie te waarborgen:
- De Europese Commissie:
- ontwikkelt en onderhoudt een elektronisch vergunningensysteem voor invoer, uitvoer en productie van ozonafbrekende stoffen die zijn opgenomen in bijlage I van de verordening en voor producten die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben voor hun werking.
- De ondernemingen:
-
moeten ervoor zorgen dat ze een geldige registratie hebben in het vergunningensysteem voordat ze overgaan tot rapportage;
-
moeten vergunningen aanvragen via het elektronische systeem;
-
zijn verplicht de invoer en uitvoer van stoffen die onder de verordening vallen aan te geven bij de douaneautoriteiten;
-
moeten vanaf 31 maart 2025 jaarlijks via het elektronische rapportagesysteem de gegevens in bijlage I voor elke ozonafbrekende stof over het afgelopen kalenderjaar aan de Commissie meedelen
-
- De autoriteiten van de lidstaten:
- De bevoegde autoriteiten, waaronder douaneautoriteiten, zijn verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de regelgeving.
-
Ze hebben toegang tot het vergunningensysteem om toe te zien op de naleving van de verordening.
-
De douane- en markttoezichtautoriteiten handhaven de verboden en beperkingen op invoer en uitvoer die in de verordening zijn vastgelegd.
Wat zijn de vrijstellingen van de verbodsbepalingen?
A priori zijn het produceren, in de handel brengen, al dan niet tegen betaling verder leveren of aanbieden aan een andere persoon in de Unie, het gebruik, en de invoer of uitvoer van ozonafbrekende stoffen verboden. Hetzelfde geldt voor producten en apparatuur die ozonafbrekende stoffen bevatten of nodig hebben voor hun werking.
In enkele zeer specifiek gevallen kan een vrijstelling van de verbodsbepaling voorkomen, deze dienen steeds ook te voldoen aan de vrijstellingsvoorwaarden uitgelegd in Art. 15 van de verordening.
-
Grondstoffen: artikel 6
-
Technische hulpstoffen: artikel 7
-
Essentiële laboratorium- en analytische toepassingen: artikel 8
-
Kritische toepassingen van halonen: artikel 9
-
Gebruik in noodgevallen van methylbromide: artikel 10
-
Vrijstellingen met betrekking tot producten en apparatuur die ozonafbrekende stoffen bevatten of nodig hebben voor hun werking: artikel 11
-
Vernietiging en regeneratie: artikel 12
-
Invoer: artikel 13
-
Uitvoer: artikel 14
Handhaving van de verordening
Om de effectiviteit van deze verordening te waarborgen, zijn maatregelen voor samenwerking, controle en sancties ingesteld:
-
Samenwerking en uitwisseling van informatie: transparantie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet gegarandeerd zijn om de naleving van de verordening te waarborgen.
-
Verplichting om controles uit te voeren: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voeren controles uit om na te gaan of ondernemingen aan hun verplichtingen voldoen.
-
Sancties: lidstaten voorzien in de regels inzake de sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op de verordening en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd. In België wordt dit bepaald door de wet betreffende de productnormen van 21 december 1998.
-
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie: de Commissie heeft de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen.