Het verminderen van de broeikasgasemissies door ontbossing en degradatie van bossen in ontwikkelingslanden (REDD+) is een belangrijk onderwerp voor België tijdens de internationale klimaatonderhandelingen.
Het is de doelstelling van de Belgische onderhandelaars om ervoor te zorgen dat het REDD+ mechanisme niet alleen significante emissiereducties realiseert maar ook rekening houdt met de vele andere diensten die bossen leveren. Dit moet ervoor zorgen dat bij de implementatie van REDD+ in ontwikkelingslanden rekening wordt gehouden met ondermeer de biodiversiteit en de rechten van de lokale bevolking (de zogenaamde ‘safeguards’ in de Cancún-Akkoorden).
Over dit onderwerp organiseerde de Belgische delegatie samen met VITO een side event tijdens de klimaattop in Durban (COP17/CMP7). Peter Wittoeck die aan het hoofd staat van de Belgische delegatie in Durban, leidde dit side event in goede banen.
Tom Dauwe (VITO) presenteerde het lopende doctoraatsonderzoek over “A framework to assess the sustainability of different REDD+ design options” (pdf, 1,0 KB). De centrale vraag van dit onderzoek is of en hoe verschillende beleidsopties van REDD+ (bv. welke activiteiten mogelijk zijn en hoe emissiereducties berekend zullen worden) een impact hebben op de duurzaamheid. Daarom werd een methodologie ontwikkeld die het mogelijk maakt om aan de hand van verschillende indicatoren de impact in te schatten op economische, sociale en milieu aspecten en op de ecosysteem diensten.
Daniela Rey (ClientEarth UK) benadrukte in een tweede presentatie “REDD+ Safeguards: sticking points in the negotiations” (pdf, 0,4 KB) dat er nog veel onduidelijkheid is over de wijze waarop de safeguards concreet aangepakt moeten worden. Er is nog steeds een grote onduidelijkheid over de inhoud (de definitie) van deze safeguards en over de informatie die gerapporteerd moet worden. Wat dit laatste betreft zijn er al verschillende verdragen waarover gerapporteerd moet worden en die aansluiten bij de safeguards in REDD+.
Nils Hermann Ranum (Rainforest Foundation Norway) bekritiseerde in zijn presentatie “Paying for more than carbon ensuring a successful REDD+” (pdf, 1,3 KB) de te sterke focus van REDD+ op het reduceren van emissies. Dit heeft er immers voor gezorgd dat tot nu toe een zeer aanzienlijk deel van de financiering van REDD+ besteed is aan het opzetten van systemen om de hoeveelheid koolstof en de emissies te meten. Safeguards moeten dan ook een actieve en effectieve functie hebben in het proces van een duurzame implementatie.
Na de presentaties volgde een vraag- en antwoordsessie waarbij dieper werd ingegaan op de presentaties. Hierbij kwamen drie aspecten voornamelijk aan bod:
- Er is nog onduidelijkheid over wat de ‘REDD+ safeguards’ precies inhouden. Dit wordt nog versterkt doordat er momenteel al vele actoren actief zijn (bv. op de vrijwillige koolstofmarkten) die wel safeguards beschouwen maar deze op verschillende manieren interpreteren. Een geharmoniseerd systeem, een trademark voor REDD+, is misschien nodig om orde op zaken te zetten.
- Het opzetten van een systeem dat gedetailleerde gegevens en informatie kan aanleveren over de vele voordelen van REDD+ is niet eenvoudig. Hoe gedetailleerder de gegevens, hoe groter de nood aan wetenschappelijke ondersteuning en capaciteitsopbouw. In vele ontwikkelingslanden (zoals Sierra Leone) hebben lokale administraties echter niet de middelen of de ervaring om dit te doen en is corruptie nog steeds een groot probleem. Implementatie van de safeguards in REDD+ zal dus een enorme investering vereisen om de capaciteit van deze landen verder op te bouwen. Het is de vraag wie deze kosten zal moeten dragen.
- Ondanks de problemen die er zijn, zijn de safeguards in REDD+ essentieel om niet alleen de atmosferische integriteit maar de integriteit van het gehele ecosysteem te vrijwaren. Hiervoor is een politieke “carrot and stick” aanpak nodig die ontwikkelingslanden zowel beloont als straft voor het niet voldoende naleven van de safeguards.
De side event werd bijgewoond door ongeveer 80 personen.